Giovanni Verga - I Malavoglia (1881)

Al sinds het zien van de verfilming van dit boek - La Terra Trema (1948) door Luchino Visconti - was ik gefascineerd door het verhaal. Dat moést ik een keer lezen! De belangstelling voor Siciliaanse literatuur is niet geheel toevallig, want reeds in 1991 heb ik me tijdens mijn studie beziggehouden met het oeuvre van Leonardo Sciascia. En nu staarde I Malavoglia me aan, zomaar in de Mokumse Straatbieb aan de Weesperzijde, een uitgave in een reeks onvervalste Italiaanse 'Superclassici' met uitgebreide annotaties en inleiding uit 1978.

Ma che confusione!

Een heel dorp bemoeit zich omstandig met het wel en wee van de familie Malavoglia, het moeten er minstens vijftig zijn, de dorpsgenoten die elkaar in onvervalst localect becommentariëren, helpen en afbreken met roddel en achterklap, smoezend bij elkaar op het plein, zittend op de huistrap, op straat, roddelend in de osteria, bij de 'sciara' met uitzicht op zee, en prevelend in de kerk. Het leest als een stortvloed van door elkaar pratende mensen waarbij de alwetende verteller nauwelijks aanwezig is. Het heet direct discours (?), zonder oordeel of mening van de schrijver, en die stijl was een noviteit. Veel van de gesprekken heeft Verga omgezet naar 'standaard-Italiaans', inclusief vele uitdrukkingen en volkswijsheden. Om het Italiaans van eind negentiende eeuw beter te duiden, las ik er tegelijkertijd de Nederlandse vertaling bij. En dat bleek geen overbodige luxe.

De Leeglopers

Ik begrijp dat de vertalers Yond Boeke en Patty Krone al hun taligheid in de strijd hebben geworpen om van het smeuiige Siciliaans-Italiaans iets moois te maken. En dat is gelukt, alhoewel ik toch een ander gevoel krijg bij de vertaling. Bij beide boeken heb ik moeite om de stroom woorden te duiden, want continu denk ik: wie praat er nu tegen wie, hoe wordt dit gezegd en waarom? Iedere twee bladzijden grijp ik naar de lijst personages, en dat helpt. Maar bij de vertaling bekruipt me na een tijdje de kneuterige, oubollige sfeer van Swiebertje, en nog toepasselijker van Kniertje in Op Hoop van Zegen, toneelstuk van Herman Heijermans uit 1900, dat 19 jaar later verscheen. Het 'Hollandsch aardse' vind ik minder passen bij de Middellandse zee rond Sicilië die hier zo'n voorname rol speelt. Maar ik geef het je te doen, die vertaling, dus hier geen klaagzang. Anzi!

Armoede

Het verhaal van steeds diepere ellende begint en eindigt met de oude baas Padron 'Ntoni Malavoglia (Leeglopers). Als hij op krediet een lading lupinezaad koopt die hij meegeeft aan zijn zoon Bastian om ze te verkopen in Riposto, 25km ten noorden van Aci Trezza, blijkt dat het schip de Provvidenza (Voorzienigheid) schipbreuk lijdt tijdens een zware storm. De familie Malavoglia had het geld hiervoor geleend van Zio Crocefisso maar kan het geleende geld niet terugbetalen. Hierdoor worden de Leeglopers gedwongen hun aloude familiehuis met de mispel te verkopen. Bij een tweede keer dat het schip in zwaar weer verzeild raakt komt padron ‘Ntoni zelf bijna om het leven. Hij wordt daarop verzorgd in een ziekenhuis, en heeft altijd de droom om te sterven in de Casa del Nespolo, maar zelfs als kleinzoon Alessi veel later erin slaagt het oude familiehuis terug te kopen, is het de oude pater familias niet gegund om thuis te sterven.

's Werelds goed is eb en vloed

Vooral baas 'Ntoni bezigt veel, heel veel 'smakelijke' uitdrukkingen, en in hoofdstuk 11 zegt hij bijvoorbeeld: 'Vogel op nest voelt zich het best', dat hij zijn kleinzoon 'Ntoni meegeeft voor diens vertrek uit Aci Trezza. Het wordt eens te meer duidelijk hoezeer hij gehecht is aan het huis met de mispel en meewarig moet toezien hoe de hele familie uit elkaar valt. 'Wie met pek omgaat, wordt ermee besmet', voegt hij zijn kleinzoon toe, want 'Tevreden gaat boven rijkdom' en 'Beter dragen dan klagen.' Natuurlijk zijn er ook talloze uitdrukkingen uit het vissersvak: 'Een goede loods bewijst zich in de storm' of 'de vis rot vanaf de kop'.

Personages

Ntoni (padron) = weduwnaar en hoofd van de familie Toscano (I Malavoglia) in Aci Trezza (bij Catania, Sicilië).

‘Ntoni = 1e kind van Bastian & Maruzza, kleinzoon van padron ‘Ntoni, verlaat het dorp nadat zijn moeder Maruzza aan cholera overleden was. Hij komt later berooid terug, vervalt in alcoholisme en ijdelheid; hierdoor moet de familie de Provvidenza verkopen om het Huis met de Mispel terug te krijgen; zit in de gevangenis, en keert terug naar het dorp maar vlucht weer uit schaamte om wat hij gedaan heeft.

Alessi (Alessio) = 4e kind van Bastian & Maruzza, altijd visser gebleven en door zijn harde werk kan de familie de mispel terugkopen. Hij trouwt met zijn buurmeisje Nunziata en zet de oude waarden van opa padron ‘Ntoni voort.

Alfio Mosca = overbuurman van de familie Leeglopers, arme wegenbouwer en voerman met een ezel en muilezel; hij is de verloofde van Mena, maar ze trouwen niet vanwege zijn armoede, ook niet als hij na een tijdje terugkeert naar Aci Trezza.

Anna, cugina = nichtje van Zio Crocefisso, weduwe, vriendin en buurvrouw van de familie Malavoglia, moeder van veel kinderen onder wie Rocco Spatu.

Barabba = visser die werkt op de boot van Fortunato Cipolla.

Barbara (Hinkepoot) = dochter van Turi Zuppiddu & Venera, buurmeisje van de Malavoglia. Ze is de dorpsflirt en heeft een oogje op ‘Ntoni.

Bastianazzo (Bastian) = zoon van padron ‘Ntoni, getrouwd met de Lange en woont ook in het Huis met de Mispel. Hij komt om tijdens de eerste reis van de Provvidenza met de lading lupinezaad.

Betta = bazige dochter van burgemeester Mastro Croce Callá; ze zit haar slome vader continu achter de broek.

Ciccio, Don = dorpsarts

Cinghialenta, Mariano (Tuiger) = stratenmaker en voormalig voerman, frequente dronken te vinden in de osteria, en smokkelaar die zijn vrouw slaat.

Cipolla, Brasi = onnozelaar (bietolone), zoon van rijke Fortunato Cipolla, eerst verloofde van Mena, maar die verloving ketst af na de dood van Luca Malavoglia omdat Mena haar bruidsschat niet krijgt door het verlies van de lading lupinezaden. Alle moeders willen hem echter graag als schoonzoon.

Cipolla, Padron Fortunato = rijke stinkerd van het dorp, eigenaar van verschillende wijngaarden, land en schepen. Hij gaat in eerste instantie akkoord met het huwelijk tussen zijn zoon Brasi en Mena Malavoglia, maar verandert van gedachten als hij ontdekt dat de familie steeds armer wordt.

Cirino, Mastro = dorpskoster, gemeentelijke inserviente/attendant, brievenbezorger, lantaarnopsteker en schoenmaker.

Cola, Zio = visser en schipper (eigenaar?) op een boot de Concetta, eigendom van Fortunato Cipolla.

Crispino, Zio = woont in Catania met een paardenstal tegenover het huis van advocaat Scipioni.

Croce Callá, Mastro (Uilskop, Zijderups) = burgemeester van Aci Trezza, achter de vodden gezeten door zijn dochter Betta. Hij laat zich de wet voorschrijven door zijn gemeentesecretaris don Silvestro, en dat vind zijn dochter maar niks. De bijnaam zijderups dankt hij aan het feit dat hij regelmatig zijn hoofd links en rechts heen en weer omhoog beweegt alsof hij op zoek is naar een lekker moerbeiblaadje.

Crocefisso, Zio (Kwartel) = broer van La Locca, oom van Vespa, dorpsgenoot, altijd klagende en jammerend als Christus aan het kruis, pesssimist, woekeraar in bezit van huizen en schepen, een 'loan shark' die de familie op onofficiële wijze - zonder contract - geld leent om de Provvidenza de eerste keer te repareren. Hij is vaak Oost-Indisch doof, vandaar zijn bijnaam, vooral als ze hem kletskoek willen verkopen want dan mankeert er plotseling iets aan z'n gehoor. In Rotolo aan het strand hield Kwartel zich bezig met smokkelen van koffie, suiker en zijden zakdoekjes. Hij trouwt uiteindelijk met zijn nichtje Vespa maar het huwelijk is een ramp en gaat uiteindelijk alleen om geld.

Filippo, massaro (boer Filippo) = verloofde van La Santuzza (De Kwezel), komt vaak in de osteria waar hij 'iets heeft' met de kroegbazin. Hij smokkelt wijn.

Franco, Don = apotheker (kruidenier?), revolutionair, Republikein met bijbehorende flaphoed, in zijn winkel wordt er vaak over politiek gepraat maar zijn naamloze en hooghartige vrouw uit de stad (Catania?) draagt thuis de broek.

Giammaria, Don = dorpspriester die samenwoont met zijn zus Donna Rosolina, Bourbon-aanhanger, die het immer niet kan vinden met Don Franco de apotheker.

Lia (Rosalia) = 5e kind van Bastian & Maruzza. Na dorpsroddels over een relatie met Don Michele en het proces tegen haar broer 'Ntoni vertrekt ze naar Catania en gaat ze de prostitutie in.

Locca, la (De Malle) = zus van Zio Crocefisso, weduwe, oud en dement, loopt altijd door het dorp op zoek naar haar oudste zoon Menico. Haar tweede zoon heet simpelweg ‘Il figlio della Locca’ en krijgt geen naam. Deze naamloze zoon gaat met 'Ntoni werken bij padron 'Ntoni maar wordt gearresteerd wegens smokkel. Vervolgens wordt La Locca naar een armenhuis gestuurd.

Luca = 2e kind van Bastian & Maruzza, ‘Ntoni’s kleinzoon, gaat in dienst bij de marine en sterft tijdens de slag om Lissa (1866) in de Adriatische zee.

Mangiacarrubbe, compare (Schraalhans) = visser, komt vaak in de osteria. De bijnaam verdient hij omdat hij en zijn gezin bijna niet te eten hebben.

Mangiacarubbe, La (Schraalhans) = dochter van compare Mangacarubbe, staat altijd bij het raam te wachten op een man. Eerst wordt ze het liefje van Rocco Spatu en loopt daarna achter 'Ntoni aan om uiteindelijk Brasi Cipolla aan de haak te slaan.

Mara = de dochter van nicht Anna

Maruzza La Longa (Maria; de Lange) = vrouw van Bastian, bepaald niet ‘lang’, liefhebbende moeder en huisvrouw die in 1867 aan cholera sterft.

Mena (Filomena, Sant’Agata) = 3e kind van Bastian & Maruzza, het evenbeeld van haar moeder. Ze is immer vlijtig aan het weefgetrouw, vandaar de bijnaam Heilige Agatha, de beschermheilige van de weefsters en toonbeeld van nijverheid, Ze zou zich verloven met de rijke Brasi Cipolla; ze schaamt zich voor haar zus Lia en kan daarom niet trouwen met Alfio Mosca; ze blijft thuis wonen om te zorgen voor Nunziata’s kinderen en Alessi.

Menico = oudste zoon van la Locca (Malle), die samen met Bastian is omgekomen tijdens de eerste rampzalige reis van de Provvidenza.

Menico Trinca = rijke weduwnaar met zes kinderen uit Ognina. Hij huwt Sara, dochter van vrouw Tudda.

Michele, Don = brigadier van het dorp/kustwacht, vaak in de osteria, wint de affecties van Santuzza (Kwezel) als ze is uitgekeken op ‘Ntoni, die uit wraak Don Michele neersteekt na een ruzie over een antismokkelactie. Later zit hij achter Barbara Hinkepoot aan zijn er geruchten over een relatie tussen Don Michele en Lia waardoor zij op het slechte pad belandt.

Nunziata = wasvrouw, buurmeisje van de familie Malavoglia. Ze voedt haar jongere broers (en zusjes?) op als hun vader ervandoor is om het geluk elders te zoeken. Ze trouwt later met Alessi Malavoglia.

Nunzio = een visser

Peppi Naso = zeer rijke slager van het dorp

Piedipapera, Agostino (Tino Ganzevoet) = gewetenloze, onbetrouwbare commercieel makelaar of tussenpersoon. Crocefisso liegt en zegt aan hem de Provvidenza te hebben verkocht waardoor de familie het Huis met de Mispel moet verkopen.

Piedipapera, Grazia = vrouw van Tino Piedipapera, roddeltante, buurvrouw van de familie Malavoglia, wier lot ze zich erg aantrekt.

Rocco Spatu = oudste zoon van cugina Anna, dronkenlap, is vaak in de osteria te vinden waar hij samen met Mariano Cinghialenta en ’Ntoni met duistere zaakjes bezig is.

Rosolina, Donna = ongetrouwde zus van dorpspriester Don Giammaria, die een oogje heeft op don Silvestro. Ze vertrouwt Silvestro 25 onze toe die ze haar broer afhandig heeft gemaakt.

Santore = vader van La Santuzza, altijd bedelend in de buurt van de osteria maar weet alles over iedereen.

Santuzza, La/Mariangela (Kwezel) = bestiert de osteria, dol op ‘Ntoni, die ze gratis verwent met drank. Ze is lekenzuster in de orde van de Dochters van Maria, draagt een scapulier en een Mariamedaille. Ze speelt vroomheid maar is bang in het donker en heeft verscheidene minnaars, onder wie don Michele en ’Ntoni. Ze is daarmee de oorzaak van de slechte relatie tussen ‘Ntoni en Don Michele, hoewel ze eigenlijk verloofd is met massaro Filippo.

Sara Tudda – dochter van mevrouw Tudda, het meisje van ’Ntoni voordat hij in dienst gaat. Ze huwt later met de rijke weduwnaar Menico Trinca.

Scipioni = advocaat in Catania die het de familie afraadt om geld aan te nemen van Crocefisso als deze beslag dreigt te leggen op het Huis met de Mispel; hij verdedigt ‘Ntoni na de steekpartij met Don Michele.

Silvestro, Don = gemeentesecretaris van het dorp (maar daar niet geboren) die eigenlijk de rol van burgemeester heeft. Hij zit achter Barbara Hinkepoot aan.

Vanni Pizzuto = de kapper van het dorp, houdt zich bezig met smokkelen en in zijn zaak serveert hij een onbestemde anijsdrank genaamd erbabianca, 'de witte onschuld'. Hij zit achter Barbara Hinkepoot aan.

Venera (La Zuppidda; Hinkepoot) = vrouw van Zuppiddu, roddeltante van het dorp immer bezig met het zoeken naar een geschikte kandidaat voor haar dochter Barbara.

Vespa (Wesp) = nicht van oom Crocefisso, eigenaar van een stuk grond dat iedereen wil hebben. Ze trouwt met haar eigen oom.

Zuppiddu, Mastro Turi (Hinkepoot) = de breeuwer van het dorp, buurman van de Malavoglia, repareert boten en ook de Provvidenza na haar bijna fatale vaart, getrouwd met Venera bij wie hij niet veel in de melk te brokkelen heeft.

geraadpleegd:

social linkedin box white 24text: G. Dijkman design: Caro Dijkman - carografico.nl