David van Reybrouck - REVOLUSI (2020)

Nederlands-Indië is niet van mij, het is een geschiedenis die bij andere mensen, bij andere generaties hoort. Nederland heeft grote delen van de archipel 350 jaar uitgeknepen en uitgeperst, is er steenrijk van geworden, heeft grote aantallen doden op z’n geweten, slachtpartijen in Zuid-Sulawesi, genocide op de Banda-eilanden. Nederland zou zich diep moeten schamen! En toch raakt de geschiedenis van Nederlands-Indië me wel degelijk, omdat ik vele jaren later een innige band zou ontwikkelen met dit land.

Indië verloren, rampspoed geboren

Ik kan de gevoeligheden van veel oud-Indiëgangers maar ten dele begrijpen. Als ik in Nederlands-Indië was geboren, en ik had mijn 'lanpanerkoms' berooid moeten achterlaten dan had ik als 'Belanda totok' zeker ook heimwee gevoeld naar een verwend koloniaal bestaan. Op microniveau is dit zeer invoelbaar. De meesten die in Japanse gevangenschap hebben gezeten hadden het beroerd, maar ook weer niet allemaal, zo blijkt uit verhalen van bijvoorbeeld Rudy Kousbroek. Aan deze tijd hangt kennelijk emotioneel een gevoel van 'zich tekortgedaan voelen' door de Nederlandse overheid.

De groep die ik daarentegen wel begrijp zijn de Molukkers die in het KNIL gediend hebben. Hun emoties bij de kille ontvangst in Nederland en de schandalige behandeling na terugkeer, daar kan ik me alles bij voorstellen. Ook de dienstplichtige soldaten tijdens de twee pogingen tot rekolonisatie van de archipel hebben mijn sympathie, want zij werden bij terugkomst op net zo’n kille manier onthaald. Ze hadden het idee gebruikt te zijn voor een heilloze missie. Dus nee, mijn begrip voor het tempo-doeloegevoel is beperkt.

Indonesia

Mijn tweede moederland heet Indonesia, het land waarmee ik een innige band heb gekregen, met die prachtige taal, waar ik zo veel van heb geleerd, zoveel prachtigs heb gezien, zoveel aardige mensen heb ontmoet. Toen was ik jong, energiek en vol avontuur, toen lachte het land me toe, in de hitte van Manokwari, op het alun-alun van Jogja, toen was het allemaal vanzelfsprekend, want oh-oh wat wàs het mooi en idyllisch daar tussen de rijstvelden van Toraja en Bali, bij trektochten door het Morowali-reservaat in Centraal Sulawesi, in gezelschap van mijn collega’s in Banda Aceh en Lhokseumawe, bij de sprookjesachtig mooie ligging van Jayapura, de adembenemende schoonheid van tropische vissen en koraalriffen bij Pulau Weh, Bunaken en Nusa Penida. En ja, dan komt ook bij mij een gevoel boven van nostalgie. Mijn eigen kleine tempo doeloe is daar, een land van herinnering, mijn kleine grote Tanah Air, dat nooit meer zal terugkomen op de manier zoals ik die in mijn jongere jaren heb ervaren.

Meeslepend

Maar gelukkig is er David van Reybrouck die met REVOLUSI een brug slaat tussen ‘Hun Nederlandsch-Indië’ en ‘Mijn Indonesia’. En gelukkig maar, want het lukt me steeds beter om empathie te voelen bij het gemis van hun verloren land. Sterker, de nostalgische gevoelens zijn nagenoeg hetzelfde. ‘Meeslepend’ is een kwalificatie die ik op veel achterflappen zie staan, en slechts zelden terecht want het lijkt vooral een verkoopslogan. Dit meesterwerk, waaraan de schrijver vijfenhalf jaar heeft gewerkt, is deze kwalificatie dubbel en dwars waard. Chapeau! In 528 bladzijden – de bibliografische essays, bibliografie, noten en register niet meegerekend – ontstaat er een onthutsend eerlijk beeld van de dekolonisatie van Indonesia waarbij ik regelmatig het boek aan de kant legde vanwege zoveel gruwelijkheden op een rijtje. Meeslepend zeg ik, omdat het van A tot Z leest als een avontuur. Je voelt het doorwrochte schrijverschap dat in dit werk is gaan zitten, de vele interviews met de laatste getuigen, veelal negentigers, en de waslijst aan mensen die hebben meegewerkt aan dit boek. En heel goed dat juist deze Vlaming ons een keer met de neus in de gitzwarte kali drukt. Fantastisch! Literair vond ik de doorgevoerde analogie met de drie dekken van het noodlottige pakketvaartschip geslaagd, waarbij de drie verdiepingen symbool staan voor de rassenscheiding in de Indische koloniale maatschappij. Pas naderhand herlas ik hoe die pakketboot al in de inleiding was vergaan in de golven van de Javazee.

Jappenkampen

Een pakkend citaat over de Jappenkampen (p.243): In Banjubiru, bij Ambarawa, zagen de zusjes Korvinius een onvergetelijk tafereel: ‘Vijftien vrouwen werden er geronseld, onder wie vier meisjes tussen veertien en vijftien jaar oud. Het kamp kwam in opstand, maar de Japanners sloegen het verzet neer. Toen hebben enkele Nederlandse vrouwen zich aangeboden in de plaats van die jonge meisjes. Zij waren ex-prostituees uit de havenstad Surabaya. Zij offerden zich op en werden meegenomen. We hebben ze nooit meer teruggezien.’ Moeder Korvinius, die in het kamp het zendingswerk van haar man actief voortzette met prediken, dopen en ‘pastorale groepsgesprekken’, moest na dat voorval toegeven dat dames van lichte zeden ‘toch ook goede mensen’ konden zijn.

Ook ben ik blij dat ik nu een vollediger beeld heb gekregen van de samenhang tussen de gebeurtenissen tijdens de dekolonisatie en de ronkende namen van mensen als Hatta, Soekarno, Sjahrir, Soeharto en vele anderen.

Moordenaars vrijuit

In totaal zouden tussen 1946 en 1949 maar liefst 120.000 Nederlandse dienstplichtigen vertrekken. Zesduizend rekruten weigerden in te schepen. Velen van hen werden de daaropvolgende jaren opgespoord. Dit jagen op deserteurs ging door tot 1958! Tegen 2565 dienstweigeraars werden strenge vonnissen uitgesproken. Alles bij elkaar werden er voor 15 eeuwen celstraf uitgesproken, een opvallend hoog aantal vergeleken met de volkomen straffeloosheid die latere oorlogsmisdadigers te beurt zou vallen. De conclusie was helder: wie weigerde te doden, werd opgesloten; wie moordde zonder reden, ging vrijuit. (p.348)

Politiek opportunisme

Ik dacht het een en ander te weten over deze roerige tijd, maar de communistische opstanden van Madiun van september 1948 stonden me niet helder op het netvlies, net zomin als de invloed van de CIA in de naoorlogse jaren in de strijd tegen het rode gevaar, in de periode van ‘Bandung’ in 1955 – een middelvinger naar het Westen -, waarbij de VS als nieuwe kolonisator bij monde van president Eisenhower, in het zicht van het oprukkend communisme, zich beklaagde. Tijdens een vergadering van de Nationale Veiligheidsraad in december 1954 riep hij: “Why the hell did we ever urge the Dutch to get out of Indonesia? (p.491)

Aan de verkeerde kant van de geschiedenis

Ben Bot zei het al. Het katerige gevoel van een mislukt afscheid van "Ons Indië” kon al veel eerder niet treffender worden verwoord als door Jacques de Kadt, Tweede Kamerlid voor de sociaaldemocraten in een essay geschreven in 1949:

“Wat in 1945 hersteld had kunnen worden en wat had kunnen leiden tot een samenwerking tussen twee zelfstandige staten (...), dit grootse perspectief, dat ons boven provincialisme zou uitheffen, is vernietigd door de provinciale politici van alle Nederlandse partijen. Wat ons nog overblijft, dat is: het beseffen van wat we gemist en verknoeid hebben. Wat ons overblijft is de schaamte over zoveel bekrompenheid, onbekwaamheid en zelfgenoegzaamheid. De dwazen die menen, dat wij gelijk hebben en dat de hele wereld dwaalt, en de nog grotere dwazen die menen dat wij een lichtend voorbeeld zijn voor de wereld, dienen te worden gezien als wat ze zin: mensen, die volkomen te kort schoten en die ons land en ons volk een onberekenbare schade hebben berokkend. (p.447)

Tegenstrijdig

Die zit! Met dit heldere portret van ellende, geweld, uitbuiting en het beleid van systematische apartheid in die koloniale periode, is mijn begrip voor het tempo doeloe-gevoel ondanks gedeelde heimwee er weliswaar niet groter op geworden, maar het heeft wel meer handen en voeten gekregen.

Lang leve Van Reybrouck!

social linkedin box white 24design: Caro Dijkman tekst: G.Dijkman